Gedurende 240 jaar was er niks bekend over Monteverdi's Odysseus-opera. Het werk is gebaseerd op boeken 13 tot en met 23 van Homerus' epische gedicht. Nadat de opera ontdekt werd duurde het niet lang voordat deze geroemd werd als een sleutelwerk dat de overgang van Renaissance naar Barok kenmerkte. Dankzij Nikolaus Harnoncourt is de musicologisch verantwoorde (maar 'onofficiële') regelgeving rond het uitvoeren van Monteverdi's werk in stand gehouden. De dirigent ontwikkelde zijn theorieën over authentieke instrumentatie vanuit een grote verschijdenheid aan bronnen. Het spectaculaire succes dat deze opera 25 jaar geleden genoot bij de Opera van Zürich was niet in de laatste plaats te danken aan de diversiteit aan klankkleur die door de instrumentatie bereikt werd. Jean-Pierre Ponnelle's ingenieuze enscenering werd vanuit de orkestbak aangevuld met gekras, gefluit en getokkel zoals een operapubliek nog nooit had gehoord.
De spectaculaire Monteverdicyclus van Harnoncourt in de jaren zeventig werd gevolg door een regie van Klaus Michael Grüber, die studeerde onder Strehler bij het Piccolo Thatro. Vesselina Kasarova en Dietrich Henschel, twee van de meest brilliante zangers van onze tijd, maken dit tot een onvergetelijke productie.