"In 1904 woont de jonge Spaanse schilder Pablo Picasso in Parijs waar hij een atelier deelt met George Braque. Om hem heen heeft zich een groepje kunstenaars gevormd. Hun doel de artistieke oude garde van hun voetstuk af te halen. Naast Picasso zat in het groepje schrijver Guillaume Apollinaire, dichter Max Jacob, Fernande Olivier (Picasso's partner en muze) en Gery Pieret, ook bekend als de Baron, een losbandig heerschap. Picasso ontwikkelt in deze periode langzaam zijn kubistische stijl. Het groepje is onderwijl vooral bezig met het ritselen van voorschotten bij hun beschermheer Leo Stein voor de werken van Picasso. Tijdens een bezoek aan het Louvre, waar ze veel tijd doorbrengen om te discussiëren over kunst, laat de Baron zien hoe makkelijk het is een aantal Iberische bustes te ontvreemden. Hij geeft deze aan Picasso, voor wie ze één van de inspiratiebronnen zullen zijn voor zijn kubistische schilderij ""Les Demoiselles d'Avignon"". Korte tijd later wordt de wereld opgeschrikt door het nieuws dat de Mona Lisa is gestolen uit het Louvre. Eerst reageren de kunstvrienden lacherig op dit bericht, maar dan begint tot hen door te dringen dat ze wel eens zelf verdacht kunnen worden. Bezit Picasso immers niet zelf roofkunst uit het Louvre?"